De onwaarschijnlijke avonturen van Ben en Ken de Kijker -1-
Kijk kijk, wie komen daar?
De broers De Kijker,
Altijd samen met elkaar.
De een heet Ben,
De ander Ken,
En allebei zijn ze
Zo dun als een spijker.
Ben zegt:
– Ik ben Ben,
En ik ken Ken.
Ken zegt:
– Ik ben Ken,
En ik ken Ben.
Ben heeft een kijker
En Ken heeft een kijker,
En samen doen ze
Niets anders dan kijken.
– Ken! zegt Ben,
Een vliegtuig, kijk!
– Ben! zegt Ken,
Een vliegtuig, kijk!
Wie heeft hem het eerst gezien?
Wie kreeg hem het eerst in ’t zicht?
Ben misschien?
Of Ken wellicht?
Ben zegt:
– Ik was het, Ben de Kijker!
Ken zegt:
– Ik was het, Ken de Kijker!
Ben de Kijker, Ken de Kijker,
Ken de Kijker, Ben de Kijker,
Ze komen er niet uit.